Maximilian Steinberg (1883–1946) groeide op in een joodse familie in Vilnius. Een studie biologie bracht hem in 1901 naar Sint Petersburg, waar hij al snel zijn weg vond naar het conservatorium en de muzikale zwaargewichten: Glazoenov, maar vooral Rimski-Korsakov (1844–1908). Steinberg werd zijn lieveling. “Wat voor een student ik nu toch in mijn klas heb!” riep hij ooit uit. “Zo getalenteerd, met een opmerkelijke smaak, een gevoel voor maat en pure stemvoering, een goed gehoor!” De lieveling werd Rimski-Korsakov’s protegé, schoonzoon en uiteindelijk zelfs zijn opvolger aan het conservatorium. In korte tijd kon Steinberg hierdoor tot grote hoogte klimmen: al snel werd zijn werk uitgegeven en op grote Russische podia uitgevoerd.
Deze eer viel een andere leerling van Rimski-Korsakov niet ten deel: Igor Stravinsky (1882–1971). Vóór Steinberg ten tonele verscheen, was hij de spil in de groep studenten van Rimski-Korsakov geweest. Sterker nog, sommigen vermoeden dat Stravinsky de geliefde van Rimski-Korsakov’s dochter Nadja was geweest—dezelfde Nadja die later met uitgerekend Steinberg zou trouwen. Voor Stravinsky veranderde de vriendschap met Steinberg in een zure rivaliteit. Vijftig jaar later vond hij het nog nodig om Steinberg te beschrijven als een “vluchtig, prijzen-winnend, voorpagina-type, in wiens ogen de verwaandheid altijd brandt, als een elektrische lamp bij daglicht” Misschien, oppert muziekwetenschapper Taruskin, dat deze jaloezie de motor van Stravinsky’s muzikale revolte was—en van zijn antisemitisme.
“Zo getalenteerd, met een opmerkelijke smaak, een gevoel voor maat en pure stemvoering, een goed gehoor!”
—Rimski-Korsakov over Steinberg
“vluchtig, prijzen-winnend, voorpagina-type, in wiens ogen de verwaandheid altijd brandt, als een elektrische lamp bij daglicht”
— Stravinsky over Steinberg
Achteraf lijkt Stravinsky’s jaloezie vooral onnodig: de enorme internationale bekendheid die hij na zijn vertrek uit Rusland verwierf, zou Steinberg nooit evenaren. Al reisde Steinberg ook na de Russische Revolutie naar West-Europa—in 1925 dirigeerde hij bijvoorbeeld zijn Derde Symfonie in het Concertgebouw—zijn werk werd er gemengd ontvangen. Terug in de Sovjet Unie moest hij zich schikken naar de grillen van zijn tijd, wat maakte dat hij als componist minder invloed had dan als docent. De rest van zijn leven bleef hij werkzaam aan het Conservatorium in Sint-Petersburg, waar componisten als Sjostakovitsj, Sjaporin en Oestvolskaja bij hem studeerden.
Maximilian Steinberg was vooral bekend om zijn kamer- en orkestmuziek toen hij in 1921 besloot aan zijn eerste en enige bekende geestelijke werk te beginnen: de Stille week. Een inspiratiebron was ongetwijfeld de Stille week (Op. 58) van Gretsjaninov, die in 1912 voor het eerst werd uitgevoerd. Net als zijn voorganger neemt Steinberg de luisteraar mee van de aankomst van Jezus in Jeruzalem, via het moment waarop hij wordt verraden en zijn lijden dat daarop volgt, tot aan de verrijzenis-wake op de vooravond van Paaszondag. Waar Gretsjaninov oude znamenni-gezangen vrij verwerkt in zijn muziek, vinden we ze bij Steinberg heel direct terug in zijn compositie.
“Vandaag heb ik vernomen dat alle geestelijke muziek verboden is … Dat betekent dat er geen hoop is om de Stille Week te horen…” — Maximilian Steinberg
Het was een gewaagde zet om in 1921 aan een religieus werk te beginnen: Rusland was verwikkeld in een burgeroorlog en de kerk werd steeds harder onderdrukt. Kort na de voltooiing van de Stille Week, werd de uitvoering van geestelijke muziek zelfs verboden. Steinberg schreef in zijn dagboek: “Vandaag heb ik vernomen dat alle geestelijke muziek verboden is, met uitzondering van twee klassieke werken. Dat betekent dat er geen hoop is om de Stille Week te horen… Nieuwe waarden zijn nog niet gecreëerd, terwijl de oude worden vernederd.”
“Het werk is een schat. Hoe laat ook, Steinbergs moment is aangebroken.” — The New York Times over Steinbergs Stille Week
Steinberg wilde zijn Stille Week niet in de vergetelheid zien raken. Toen hij als conservatoriumdocent in 1925 en 1927 naar West-Europa kon reizen, publiceerde hij het werk daarom in Parijs. De partituur bevat naast Kerkslavisch ook vertalingen in het Latijn en Engels, om zo uitvoeringen in het Westen te bevorderen. Maar tevergeefs: de eerste complete uitvoeringen zouden tot 2014 moeten wachten, toen Alexander Lingas het werk nieuw leven inblies. Een kritische heruitgave volgde, net als maar liefst twee opnames: ook The Clarion Choir stortte zich onder leiding van Steven Fox op de Stille week. “Het werk is een schat,” concludeerde een recensent daarna in The New York Times. “Hoe laat ook, Steinbergs moment is aangebroken.”
De Verboden Passie was een project van Stichting Musica Choralis. Het initiatief kwam van Bas Cornelissen: nadat hij Leenke het Requiem voor gevallen broeders had zien dirigeren, stelde hij voor om ook Steinbergs Stille week uit te voeren. Musica Choralis maakt zulke bijzondere koorprojecten mogelijk. Daarvoor hebben we een koor van zo’n veertig zeer ervaren, deels professionele, zangers samengesteld. Velen kennen elkaar al uit koren zoals het NSK, het VU-Kamerkoor, Kamerkoor NEXT, Kamerkoor JIP, MUSA of Capella Culemborg, en er is zelfs een volledig ensemble vertegenwoordigd. De professionals die meezongen waren Bram Trouwborst, Bas Cornelissen, Dierick Aartsen, Edmond Chu, Lieke Geraats, Iris Bouman, Barbara Tetenberg, Esther Putter, Elma van den Dool en Kitty Lai.